Hoe wijzig ik het lettertype van een subformule?

Hoe wijzig ik het lettertype van een subformule?

U kunt één van de volgende attributen voor lettertypen gebruiken:

italic a stelt a in op de cursieve vorm.
evenals ital a.
nitalic a stelt de a in op de rechtop staande vorm (afkorting voor not italic (niet cursief)).
bold a stelt de a in op vet beeld.
nbold a stelt a in met normaal beeld (afkorting voor not bold (niet vet)).

In aanvulling hierop gebruikt Math een verzameling van drie algemene families van lettertypen, die als volgt worden gebruikt:

font serif a stelt a in op een lettertype met schreefletters, gewoonlijk Times.
font sans a stelt a in op een schreefloos lettertype, gewoonlijk Helvetica of Arial.
font fixed a stelt a in op een lettertype met vaste breedte, gewoonlijk Courier.

Attributen in lettertypen kunnen worden gecombineerd zoals in dit voorbeeld:

Voer bold font sans A in om A te krijgen.

U kunt attributen voor lettertypen toepassen op een gehele subformule als u die groepeert met { } of andere haakjes. Bijvoorbeeld:

Voer a b bold {c d} e in om abcde te krijgen.

Wanneer meerdere attributen voor lettertypen worden toegepast, hebben de binnenste voorrang, zoals weergegeven in dit voorbeeld:

Voer bold {a b nbold c d} in om abcd te krijgen.

Zie ook