Difference between revisions of "NL/Documentation/How Tos/Matrices gebruiken"

From Apache OpenOffice Wiki
Jump to: navigation, search
(Array functions)
(Matrixfuncties)
Line 142: Line 142:
  
  
''Bijvoorbeeld'': [[Documentation/How_Tos/Calc: MODE function|MODE(ABS(A1:A3))]] (in normal mode) forces ABS(A1:A3) to be evaluated as an array formula, returning an array of the absolute values of A1:A3 from which MODE selects the most common value to be returned.
+
''Bijvoorbeeld'': [[Documentation/nl/How_Tos/Calc: functie MODUS|MODUS(ABS(A1:A3))]] (in normale modus) forceeert dat ABS(A1:A3) wordt geëvalueerd als een matrixformule, die een matrix teruggeeft van de absolute waarden van A1:A3 van waaruit MODUS de meest algemene waarde selecteert om te worden teruggegeven.
  
''For example'': [[Documentation/How_Tos/Calc: PROB function|PROB(A1:A5; B1:B5/100; 3)]] (in normal mode) forces B1:B5/100 to be evaluated as an array formula, returning an array where each value is one hundredth of its value in B1:B5 (perhaps because the probabilities were expressed in percent).
+
''Bijvoorbeeld'': [[Documentation/nl/How_Tos/Calc: functie KANS|KANS(A1:A5; B1:B5/100; 3)]] (in normale modus) forceert dat B1:B5/100 wordt geëvalueerd als een matrixformule, die een matrix teruggeeft waarin elke waarde één honderdste van zijn waarde in B1:B5 is (misschien omdat de kansen werden uitgedrukt in procenten).
  
  
A few of these functions have some (array) parameters that are forced to evaluate as an array formula, and other (single value) parameters that evaluate normally.
+
Een aantal van deze functies hebben enkele (matrix)-parameters die worden geforceerd om te worden geëvalueerd als een matrixformule, en andere (enkele waarde)-parameters die normaal evalueren.
  
''For example'': [[Documentation/How_Tos/Calc: PROB function|PROB(A1:A5; B1:B5; {3; 4})]] (in normal mode) does not evaulate {3; 4} as an array, because this would mean PROB returning an array. It evaluates PROB(A1:A5; B1:B5; 3) - that is, it interprets {3; 4} in scalar mode, taking the 'top left' value 3. However, if entered as an array formula it will of course return an array.
+
''Bijvoorbeeld'': [[Documentation/nl/How_Tos/Calc: functie KANS|KANS(A1:A5; B1:B5; {3; 4})]] (in normale modus) evalueert {3; 4} niet als een matrix, omdat dit zou betekenen dat KANS een matrix teruggeeft. Het evalueert KANS(A1:A5; B1:B5; 3) - dat betekent, het interpreteert {3; 4} in scalaire modus, door de waarde 'linksboven' 3 te nemen. Indien het echter wordt ingevoerd al;s een matrixformule, zal het natuurlijk een matrix teruggeven.
  
 
== Tips and Tricks ==
 
== Tips and Tricks ==

Revision as of 18:30, 29 December 2008


Introductie

Matrices kunnen handig zijn bij het reduceren van het aantal cellen dat u gebruikt, maar ze kunnen ietwat ingewikkeld te begrijpen zijn. Op sommige manieren kunnen zij de mogelijkheden van een werkblad uitbreiden tot voorbij het punt waarvoor werkbladen bedoeld waren. Bijna alle taken zijn mogelijk zonder hen.

Een matrix (array) is eenvoudigweg een rechthoekig blok van informatie dat Calc kan bewerken in een formule - dat betekent dat het informatie is die is georganiseerd in rijen en kolommen. Een matrix kan cellen zijn op een werkblad of intern door Calc worden behandeld.

Er zijn 2 manieren om een matrix in een formule te specificeren:

  • als een bereik - bijvoorbeeld A2:C3.
Calc array4.png
  • als een "matrix als regel", bijvoorbeeld {1; 5; 3 | 6; 2; 4} (deze zijn volledig functioneel vanaf OOo2.4, maar zij bestaan in eerdere versies - zie Matrix-problemen). U typt accolades { } rondom een matrix als regel. Items op een regel worden gescheiden door een punt-komma ‘;’, en rijen worden gescheiden door het teken pipe ‘|’. Elke rij moet hetzelfde aantal elementen hebben (het is niet juist om te schrijven {1; 2; 3 | 4; 5} omdat er 3 elementen in de bovenste rij staan en slechts 2 in de volgende rij). Matrices als regel mogen gemixte inhoud hebben, bijvoorbeeld {4; 2; "hond" | -22; "kat"; 0}. Een matrix als regel mag echter geen verwijzingen bevatten (bijv.: A4), of formules (bijv.: PI(), 2*3 ), of percentages (bijv.: 5%).


Calc array5.png

U kunt een naam geven aan een celbereik: selecteer het bereik en kies Invoegen - Namen - Definiëren.

U kunt een naam geven aan een matrix als regel: kies Invoegen - Namen - Definiëren; type de matrix (bijv.: {1; 3; 2} inclusief de accolades) in het vak Toegewezen aan.


Functies die matrices als parameters begrijpen

Sommige functies, zoals SOM(), GEMIDDELDE(), VERGELIJKEN() en ZOEKEN(), accepteren één of meer van hun parameters als matrices.

Bijvoorbeeld:

SOM( A2:C3 ) geeft de som terug van de getallen in het bereik A2:C3.
SOM( {3; 2; 4} ) geeft 9 terug, de som van de getallen in matrix als regel {3; 2; 4}.
SOM verwacht/begrijpt ook enkele (‘scalaire’) waarden - SOM( B5; 7 ) geeft de som terug van B5 en 7.

Functies die geen matrix als parameter verwachten

Sommige functies, zoals ABS(), WORTEL(), COS(), LENGTE() verwachten dat hun parameters ‘scalair’ zijn - dat betekent één enkele waarde zoals 354 of "hond" of de inhoud van een cel bijv.: B5.

Voorbeelden:

WORTEL(4) geeft 2 terug.
LENGTE("hond") geeft 4 terug.

U kunt echter nog steeds een matrix gebruiken waar één enkele waarde wordt verwacht - bijvoorbeeld WORTEL( {9; 4} ). Als u de formule invoert door ‘normaal’ op Enter te drukken, zal Calc de formule als volgt evalueren met behulp van één enkele waarde uit de matrix.

Als het een matrix als regel is:

Calc za; de eerste waarde gebruiken (die ‘linksboven’).
Voorbeeld:
=WORTEL( {9; 4 | 25; 16} ) drukken op Enter geeft 3 terug, de wortel van het eerste element in de matrix (9).

Als het een bereik is:

1. Calc zal een fout teruggeven, tenzij de matrix één enkele rij of één enkele kolom is.
2. Voor een bereik van één enkele rij of één enkele kolom zal Calc de waarde gebruiken van de cel waar de kolom/rij van de formule-cel kruist met de matrix (of een fout teruggeven als er geen kruising is).
Voorbeelden:
Calc array1.png
De formule =ABS(B2:B5) wordt 'normaal' ingevoerd in cel D3, dat is op rij 3. Rij 3 kruist B2:B5 bij cel B3, dus de geëvalueerde formule is =ABS(B3).
Calc array2.png
De formule =LENGTE(B5:D5) wordt 'normaal' ingevoerd in cel B1, dat is in kolom B. Kolom B kruist B5:D5 bij cel B5, dus de geëvalueerde formule is =LENGTE(B5).

Matrixformules

De echte kracht van matrices komt als u een formule op een speciale manier invoert, als een ‘matrixformule’. U doet dit door op Ctrl-Shift-Enter te drukken in plaats van op de toets Enter (of door het vakje Matrix te selecteren als u de Functie-assistent gebruikt).

Als u in cel B1 ‘normaal’ invoert ={3; 4} door op Enter te drukken, wordt de eerste waarde 3 weergegeven in de cel.

Als u in cel B2 invoert ={3; 4} maar drukt op Ctrl-Shift-Enter in plaats van op Enter, wordt de cel een 'matrixformule'. De formule geeft nu de gehele matrix {3; 4} terug. Cel B2 geeft 3 weer en cel C2 geeft 4 weer.

Let er op dat als u de formule invoerde door op de toets Enter te drukken, het eenvoudigweg selecteren van de cel en te drukken op Ctrl-Shift-Enter de cel niet zal converteren naar een matrix-expressie - u moet echt een bewerking uitvoeren (zoals een teken toevoegen of verwijderen), of op de Functie-assistent klikken en het vakje Matrix selecteren.

Als u nu probeert om de cel B2 te bewerken, krijgt u een melding dat "u geen deel van een matrix kunt bewerken". U moet de gehele matrix selecteren om die te bewerken, ofwel met de muis of door te typen Ctrl-/ (houd de Ctrl-toets ingedrukt en druk op de slash-toets ‘/’).

Calc array6.png


De formulebalk geeft aan dat dit een matrixformule is door die met accolades te omsluiten {}. U hoeft die niet te typen - zij zullen verdwijnen als u de formule bewerkt, en Calc zal ze opnieuw weergeven als u gereed bent met bewerken.

Berekeningen met matrixformules

Als Calc een matrixformule evalueert, behandelt het ‘onverwachte matrices’ als een serie van waarden (in plaats van één enkele waarde te gebruiken), berekent een resultaat voor elk van de matrix-elementen en geeft een resultaten-matrix weer.

Voorbeeld:

Calc array3.png
=WORTEL( {16; 4; 25} ) ingevoerd met het drukken op Ctrl-Shift-Enter in plaats van Enter geeft een resultaten-matrix weer, met 1 rij en 3 kolommen - {4; 2; 5}. Als de formule in cel B2 staat, plaatst Calc de resultaten in de cellen B2:D2. 4 wordt geplaatst in B2, 2 in C2 en 5 in D2.


Het uitgevoerde proces werkt aldus:

  1. Alle ‘onverwachte matrices’ in dezelfde matrix-berekening zouden dezelfde afmetingen moeten hebben (zie dit issue: Issue 46681).
  2. Het resultaat zal worden teruggegeven in een matrix van die afmeting.
  3. De berekening wordt, op zijn beurt, gedaan voor elk element, waarbij het resultaat wordt teruggegeven in het corresponderende element van de uitvoer-matrix.

Voorbeeld:

Met de matrixformule =WORTEL( {16; 4; 25} ):

  1. Er is slechts één matrix, met 1 rij en 3 kolommen.
  2. Het resultaat zal worden teruggeven in een matrix met 1 rij en 3 kolommen.
  3. De berekening wordt eerst gedaan voor 16, dan voor 4, dan voor 25, wat de resultaat-matrix {4; 2; 5} oplevert.

Voorbeeld:

Met de matrix-formule =WORTEL( {8 | 18} * 2 ) in cel A5:

  1. Er is slechts één matrix, met 2 rijen en 1 kolom.
  2. Het resultaat zal worden teruggeven in een matrix met 2 rijen en 1 kolom.
  3. De berekening is: eerste element WORTEL(8*2) = 4; tweede element WORTEL(18*2) = 6; de resultaat-matrix is dus {4 | 6} - dat betekent 4 in cel A5 en 6 in cel A6.

Het resultaat van een matrix-expressie is een matrix, die kan worden gebruikt binnen de formule.

Voorbeeld:

=SOM(WORTEL( {16; 4; 25} )) als een matrixformule. De berekening van WORTEL( {16; 4; 25} ), als hiervoor, levert als resultaat op {4; 2; 5}, dus geeft SOM( {4; 2; 5} ), levert als totaalresultaat in de cel op van 4+2+5 = 11.

Voorbeeld:

Met de matrixformule =SOM(ALS(A1:A4>0; B1:B4; 0))

  1. De twee matrices A1:A4 en B1:B4 hebben beide 4 rijen en 1 kolom.
  2. Het resultaat van de ALS()-matrixberekening zal een matrix zijn van die afmeting, die SOM() zal optellen.
  3. Als A1>0 het eerste element is B1; anders 0. Als A2>0 het tweede element is B2; anders 0 .... De aan SOM() gepresenteerde matrix heeft de waarden in B1:B4 waar de aanliggende waarde in A1:A4 is >0. De uiteindelijke uitvoer is de som van de waarden in B1:B4 waarvoor de aanliggende waarde in A1:A4 is >0.

Matrixfuncties

Sommige functies berekenen hun resultaten als een matrix. Als zij die matrix moeten teruggeven, moeten zij worden ingevoerd als een matrixformule, door te drukken op Ctrl-Shift-Enter (of door het vakje Matrix te selecteren als u de Functie-assistent gebruikt). Als zij, in plaats daarvan, zij 'normaal' worden ingevoerd met de Enter-toets, zal alleen het (enkele) element linksboven van de berekende matrix worden teruggegeven. Deze funties worden opgesomd in de categorie Matrixfuncties, en zijn:

INVERSEMAT, PRODUCTMAT, EENHEIDSMAT, TRANSPONEREN, INTERVAL, GROEI, LIJNSCH, LOGSCH, TREND


Bijvoorbeeld: =EENHEIDSMAT(2) ingevoerd als een matrixformule in cel B1 geeft de eenheid 2 x 2 (identiteit) matrix als de matrix {1; 0 | 0; 1} - dat betekent, cellen B1, B2, C1, C2 tonen 1, 0, 0, 1. Als deze formule 'normaal' wordt ingevoerd, wordt alleen de waarde van 'linksboven' (1) weergegeven in cel B1.


Sommige functies (inclusief enkele die hierboven zijn vermeld) accepteren parameters die worden gedwongen te evalueren als een matrixformule, zelfs als de formule 'normaal' wordt ingevoerd :

DETERMINANT.MAT, INVERSEMAT, PRODUCTMAT, SOMPRODUCT, SOM.X2MINY2, SOM.X2PLUSY2, SOM.XMINY.2, CORRELATIE, COVARIANTIE, VOORSPELLEN, F.TOETS, SNIJPUNT, MODUS, PEARSON, KANS, R.KWADRAAT, STIJGING, STFOUTYX, T.TOETS


Bijvoorbeeld: MODUS(ABS(A1:A3)) (in normale modus) forceeert dat ABS(A1:A3) wordt geëvalueerd als een matrixformule, die een matrix teruggeeft van de absolute waarden van A1:A3 van waaruit MODUS de meest algemene waarde selecteert om te worden teruggegeven.

Bijvoorbeeld: KANS(A1:A5; B1:B5/100; 3) (in normale modus) forceert dat B1:B5/100 wordt geëvalueerd als een matrixformule, die een matrix teruggeeft waarin elke waarde één honderdste van zijn waarde in B1:B5 is (misschien omdat de kansen werden uitgedrukt in procenten).


Een aantal van deze functies hebben enkele (matrix)-parameters die worden geforceerd om te worden geëvalueerd als een matrixformule, en andere (enkele waarde)-parameters die normaal evalueren.

Bijvoorbeeld: KANS(A1:A5; B1:B5; {3; 4}) (in normale modus) evalueert {3; 4} niet als een matrix, omdat dit zou betekenen dat KANS een matrix teruggeeft. Het evalueert KANS(A1:A5; B1:B5; 3) - dat betekent, het interpreteert {3; 4} in scalaire modus, door de waarde 'linksboven' 3 te nemen. Indien het echter wordt ingevoerd al;s een matrixformule, zal het natuurlijk een matrix teruggeven.

Tips and Tricks

All these examples are to be entered as an array expression, by pressing Cntrl-Shift-Enter.

Sum of entries matching multiple conditions

SUM( (A1:A6="red")*(B1:B6="big")*C1:C6 ) returns the sum of entries in C1:C6 whose A column entries are "red" AND whose B column entries are "big". A1:A6 and B1:B6 each produce a 6 element array of TRUE or FALSE - which in number calculations are 1 or 0. Thus if A2 contains "red" and B2 contains "big" the second element of the array is 1 * 1 * C2 = C2. If A2 contains "blue" instead, the second element of the array is 0 * 1 * C2 = 0.

SUM( ((A1:A6="red")+(B1:B6="big")>0)*C1:C6 ) returns the sum of entries in C1:C6 whose A column entries are "red" OR whose B column entries are "big".

SUM( MOD((A1:A6="red")+(B1:B6="big");2)*C1:C6 ) returns the sum of entries in C1:C6 either whose A column entries are "red" OR whose B column entries are "big" but not both (exclusive OR)

SUM( NOT((A1:A6="red")+(B1:B6="big"))*C1:C6 ) returns the sum of entries in C1:C6 where neither the A column entry is "red" NOR the B column entry is "big".

Count of entries matching multiple conditions

SUM( (A1:A6="red")*(B1:B6="big") ) returns the number of rows whose A column entries are "red" AND whose B column entries are "big".

Maximum in a particular month

MAX(IF(MONTH(B1:B9)=5; C1:C9; 0)) returns the maximum value in C1:C9 where the corresponding B1:B9 date is in May (month 5). The MIN() function would provide the minimum in the month.

Average of entries meeting a condition

AVERAGE(IF(A1:A9="red"; B1:B9; "")) returns the average of entries in B1:B9 whose A column entries are “red”. The AVERAGE function ignores any blank entries.

The MEDIAN function can be used similarly.

Dynamic sorting of a column

=LARGE(B3:B9;ROW(B3:B9)+1-ROW(B3)) entered in cell C3 returns an array in C3:C9 which is B3:B9 in descending order. +1-ROW(3) is a constant - you could write =LARGE(B3:B9;ROW(B3:B9)-2) instead.

=SMALL(B3:B9;ROW(B3:B9)-2) returns B3:B9 in ascending order.

Sum ignoring errors

SUM( IF(ISERROR(A1:A9); 0; A1:A9) ). Normally SUM will propagate any error found.

Average, ignoring zero entries

AVERAGE(IF(B1:B9<>0; B1:B9; ""))

Test a cell for one of a set of values

OR(B2={2; 5; 6}) as an array expression, or OR(B2=2; B2=5; B2=6) as a ‘normal’ formula.

Sum of the smallest 4 numbers

SUM(SMALL(B3:B9; {1;2;3;4})) or SUM(SMALL(B3:B9;ROW(A1:A4))). ROW(A1:A4) produces {1;2;3;4}.

Last used cell in a column

MAX(ROW(B1:B9)*(B1:B9<>"")) returns the row number of the last cell used.

Issues

  • Inline arrays work in OOo2.3, but fail if there are any spaces, or negative numbers. This is fixed for OOo2.4, although spaces are removed rather than ignored (issue 82644).
  • It will be possible to include different size arrays in a formula, as there is a defined calculation process in the forthcoming international standard ODFF. Calc should comply in OOo3.0 (issue 46681).
  • Some functions cannot yet be used in array formulas: COUNTIF, SUMIF (issue 65866); MATCH (issue 8947); ISLOGICAL (issue 87219).
  • OFFSET has limited behaviour within an array formula.
  • Names defined by Insert - Names - Define can be used within an array formula, but labels (either Insert - Names - Labels or automatically recognised at the head of a column) should not be used (issue 87268).
  • In Excel, not all functions can be used in array formulas. For example CONCATENATE works in Calc but not in Excel. Be aware of Excel's limitations if you plan to use a Calc spreadsheet in Excel.
  • Volatile functions such as RAND, RANDBETWEEN, NOW may not be recalculated in array formulas; for example in {=A1:A3+RAND()} just one random number is generated (issue 67135).
  • Array formulas may slow down your computer if you have large arrays.
Personal tools